Op 13 juni 1734 wordt te Koedijk gedoopt Jan Dirksz. als 13e en laatste kind van Dirk Symonsz. en zijn derde vrouw Trijntje Jansd.,
waarmee hij op 24 januari 1723 te Koedijk was getrouwd.
Dirk was molenaar op de watermolen van het poldertje de Cleijmeer, gelegen in het Geestmerambacht achter Noord-Koedijk. Het was daar hard
ploeteren voor Dirk, die door zijn beroep meestal wordt aangeduid als Dirk Symonsz Molenaar. Hij bezat verder nog wat riet- en zaadland in de
Cleijmeer, waarop hij o.a. mierikswortelen verbouwde.
Naarmate de jaren verstrijken komt vader Dirk in financiële problemen, zodat hij tenslotte in 1748 een stuk rietland moet verkopen. Bij deze
verkoop wordt voor het eerst de poldernaam als familienaam gebruikt; hij noemt zich dan Dirk Symonsz. Cleijmeer.
Financieel gaat het echter geheel mis, zodat tenslotte in 1757 een stuk zaadland door het gerecht van Koedijk wordt verkocht wegens
achterstallige lasten. Zoon Jan Cleymeer koopt dit stuk land voor 2 Car. guldens.
Een half jaar later, op 1 december 1758, overlijdt Trijntje Jansd., geen twee maanden later, op 25 januari 1759, gevolgd door haar man Dirk Symonsz.
Een jaar later vinden we de zoon Jan Cleymeer terug in de Bergermeer. Hij verkoopt dan een huis en erf aan het Noordeinde te Koedijk aan
Pieter Arisz. en Theunis Claasz. Ook verkoopt hij dan het stuk zaadland, dat hij destijds voor 2 guldens had gekocht, voor 107 guldens en 10
stuyvers aan Yff Bouwens te Koedijk.
Zes jaar later duikt Jan weer op te Heiloo, als hij op 16 februari 1766 voor Schout en Schepenen van de Heerlijkheid Heijloo en Oesdorn de
huwelijkse voorwaarden laat vastleggen voor zijn huwelijk met Johanna van Til. Zij is te Beekbergen geboren uit Roelof Hugo van Til en Melisje
Teunisd. en woonachtig te Amsterdam. Jan zal haar wel in Heiloo hebben leren kennen, omdat haar ouders, broers en zusters in Heiloo hebben
gewoond voor zij naar Egmond-Binnen verhuisden.
Uit het huwelijkscontract blijkt dat de getaxeerde waarde van de inbreng van Johanna, waaronder meubilair, goud, zilver en juwelen, ƒ 600,- bedraagt.
Jan brengt in "sijn kleederen alsmeede linne en wollen". De waarde wordt niet ingevuld. Het geld komt dus duidelijk van Johanna. Om
dit in haar familie te kunnen houden, bepaalt zij dan ook, dat bij haar overlijden haar kleren, goud en zilver naar haar zuster Cornelia Van Til
gaan. Deze was in 1755 te Amsterdam gehuwd met Jan Egeling.
De acte wordt tenslotte ondertekend door Jan met een kruis en door Johanna met haar volledige naam.
In de volgende jaren blijkt duidelijk dat Jan Cleijmeer nu over meer geld kan beschikken. In 1769 koopt hij twee stukjes land in de
Oosterpolder voor 400 gulden, in twee termijnen te voldoen. Verder een huis en erf van 250 roeden aan de Heereweg bij de meelmolen voor
ƒ 215,15.-.
Erg lang woont hij daar niet, want in mei 1771 verkoopt hij het weer voor ƒ 220,-.- aan Abraham Cornelisz., die dit bedrag in 4 jaar zal
betalen. Blijft hij in gebreke dan vervalt het huis weer aan Jan Kleijmeer (de nieuwe schrijfwijze).
Om toch onderdak te hebben koopt Jan op dezelfde datum een ander, kleiner huis en erf van de armenvoogden van Heijloo voor ƒ 275,-. Dit
huis staat in de Kerkbuurt tussen de Heereweg en het Hollewegje. Er was een voorwaarde aan deze koop verbonden, namelijk "dat er niet in
mag worden gebacken".
Jan Kleijrneer heeft waarschijnlijk het boeren- of landbouwersbedrijf uitgeoefend. Zekerheid is er echter niet over. Wel is zeker dat zijn
huwelijk kinderloos blijft. Zijn vrouw Johanna overlijdt op 16 oktober 1777.
Ingevolge het huwelijkscontract werden de nagelaten goederen getaxeerd. Van goud, zilver of juwelen wordt in het taxatierapport niet gerept, dus
deze zullen inderdaad naar Cornelia van Til zijn gegaan. Over de rest moet Jan als erfgenaam successie betalen. Het huis is dan geschat op ƒ 200,-
en de grond op ƒ 600,-. Het overlijden van Johanna wordt tenslotte aangetekend in de classis van ƒ 3,-.-, waaruit dus ook weer een zekere
welstand blijkt.
Lang heeft Jan niet getreurd, want op 10 januari 1778 doet hij te Heiloo al aangifte van zijn voorgenomen huwelijk met zijn nichtje Grietje Mooy.
Zij is bijna 18 jaar jonger en geboren te Egmond-Binnen en aldaar gedoopt op 13 februari 1752 als dochter van Jacob Cornelisz. Mooy en
Geertruy van Til, een zuster van Jan's eerste vrouw. De impost kost Jan drie guldens.
In februari 1778 verkoopt hij zijn land in de Oosterpolder aan Jan Albertsz. Groot voor ƒ 850,-.-. Iets anders komt er niet voor
terug. Wel verschijnen nu zijn kinderen.
Op 17 januari 1779 doopt Ds. Petrus Spoors de eerste zoon, die uiteraard naar zijn grootvader wordt vernoemd, Dirk. Deze doop is het enige wat
over deze eersteling bekend is. Het volgende jaar wordt op 11 juni Trijntje gedoopt. Deze zal later met de Alkmaarse kuiper Floris Blom
trouwen. Symon, gedoopt op 23 september 1781, overlijdt spoedig daarna. Op 30 augustus vinden we de aangifte door de vader onder de classis van
ƒ 3,-.-. De volgende Symon wordt op 21 maart 1784 gedoopt. Deze zal te Alkmaar op 9 februari 1823 trouwen met Marijtje Dorreman, dienstbode,
dochter van Willem Dorreman en Guurtje Blom, uit welk huwelijk 4 kinderen zullen voortkomen: Willem Dorreman, Margaretha Mooy, Jan en Dirk.
Op 21 mei wordt Gerrit gedoopt, die later zal huwen met Jansje Houtkooper, dochter van Jacob Klaasz. Houtkooper en Trijntje van der
Sluys. Uit dit huwelijk komen zeker acht kinderen voort, waaronder Jan, Jacob en Pieter, die voor een uitgebreid nageslacht zullen zorgen. (De
laatste huwde driemaal en kreeg 15 kinderen).
Tenslotte wordt op 1 juni 1788 Geertruy gedoopt. Ook hiervan zijn geen verdere gegevens gevonden.
Op 26 november 1788 koopt Jan Kleijmeer een klein stukje "geestland" van de gevolmagtigden
van de erven Jonkheer Willem van Cats, op een veiling voor ƒ 11.-.- Dit stukje grond, dat
de naam droeg "de Droone van Oudorp", bevatte ook nog een slipje bosland en lag aan het
St. Willebrortswegje en het Hollewegje.
Op 17 januari 1792, precies 13 jaar na zijn eerste kind, wordt het laatste kind gedoopt. Het wordt naar zijn vader Jan genoemd, omdat onze
stamvader inmiddels zelf is overleden, ruim 57 jaar oud. Op 5 december 1791 heeft zijn vrouw namelijk het overlijden van haar man aangegeven.
En dat gebeurde pro deo, evenals de overlijdensaangifte van zijn naamgenootje, die 5 maanden na de doop, op 17 mei 1792, is overleden.
Grietje Mooy blijft dan met een aantal kleine kinderen achter. De zekere welstand van vroeger is verdwenen, gezien de pro deo aangiften. Verder
blijkt dit ook uit een hypotheekbrief, opgesteld op 16 januari 1794, waarbij de weduwe van Jan Kleijmeer ƒ 200,-.-. leent van de
Diaconie te Heiloo met als onderpand haar huis en erf, haar persoon en al haar goederen, niets uitgezonderd. De rente bedraagt 2½% en de
aflossing zal geschieden in 4 jaarlijkse termijnen, gerekend vanaf 1 september 1793.
Zij zal de schuld echter niet geheel af kunnen lossen, want op 12 augustus 1795 doet de Diaconie aangifte, pro deo, van haar overlijden.
En hierdoor komen alle nagelaten goederen in handen van de Diaconie.
Deze laat dan ook in het kerkeraadsboek op 10 september 1795 aantekenen, dat is "goedgevonden om de boedel aan te slaan, de goederen tot
geld gemaakt, de kinderen voor onze rekening genomen om een te besteden & onder ons opzicht te nemen. Terwijl de sornma van de verkochte
goederen in onze diakoniënkas is geborgen en verantwoord. Petrus Spoors."
En hiermede is de geschiedenis van dit gezin dan afgesloten. Het huisje in de Kerkbuurt, waar Jan, eerst met Johanna en later met Grietje, bijna
25 jaar in heeft gewoond, wordt op 3 november 1795 door de Diaconie verkocht voor ƒ 300,-.- aan Arie Barentsz., terwijl het stukje
grond op 31 december 1796 van de hand wordt gedaan voor ƒ 10,-.- aan ene Jan Scheffers.
Opmerking van de website redactie:
De uit het bovenstaande levensverhaal samengestelde deel-genealogie staat in Kwartaalblad 1979, No. 4.
© 1954-2024 |
Westfriese Families |
E-mail |
Sitemap
"Die zijn voorgeslacht niet eert, is zijn eigen naam niet weerd."